Overdenking
Overdenking Mattheüs 8:5-13
Aan het begin van Jezus’ optreden in Israël koos Hij zijn discipelen uit en ging Jezus de berg op, dat is de berg van de Zaligsprekingen. Dit is een berg gelegen aan de noordelijke kust van het Meer van Galilea. Op die berg ging Jezus zitten met Zijn leerlingen om Hem heen. Hij nam het woord en gaf hen daar onderwijs. Onderwijs over het Koninkrijk van God. Gods nieuwe wereld.
Op de berg. Even boven aardse zorgen uitgetild. Aan de voe-ten van Jezus. Dat is de beste plek. Maar dan daalt Jezus van de berg af. Gelijk is daar de nood van mensen. Van de berg het aardse dal in. Daar komt het lijden in alle hevigheid op Jezus af.
Zo is daar een melaatse. Iemand die aan een ernstige huidziekte lijdt. Daarna de knecht, een slaaf van de Romeinse hoofdman. Dan zijn we aangekomen bij het Bijbelgedeelte dat in deze meditatie centraal staat..
Hoe kijken wij naar mensen? Wij beoordelen heel gemakkelijk andere mensen, en plaatsen ze dan in hokjes of plakken ze een etiket op en trekken dan allerlei grenzen. Tussen ‘wij’ en ‘zij’, tussen mensen die meetellen en mensen die we over het hoofd zien, tussen bijzondere mensen en mensen van dertien in een dozijn.
Jezus plaatst niemand in een hokje en doorbreekt grenzen zoals we zien in dit Bijbelgedeelte. Aan het Bijbelgedeelte voorafgaand aan Mattheüs 8 vers 5 tot en met 13, had Jezus een melaatse genezen, een ‘outcast’ (een buitenstaander) zouden wij zeggen, iemand die buiten de maatschappij stond. Maar Jezus haalt hem, zou je kunnen zeggen uit zijn ‘hokje’ waar hij in was geplaatst, en doorbreekt de grens voor hem, geneest hem en geeft hem een nieuw leven.
En dan nu die Romeinse hoofdman in Kapernaüm. Die melaatse uit de eerste 5 verzen van Mattheüs 8 is een Israëliet. Maar deze hoofdman is in dienst van de Romeinen, de bezettende macht, hij is een heiden. In die tijd was geen grens zo hard als die tussen Jood en heiden. Die Romein, zouden we kunnen zeggen staat aan de verkeerde kant van de ‘streep’, hoe sympathiek deze hoofdman ook is. Sympathiek omdat hij de moeite neemt om Jezus op te zoeken voor zijn zieke knecht. Niet een collega, niet één van zijn soldaten, maar een slaaf – daar komt deze hoofdman voor in beweging naar Jezus. Zijn knecht is ziek en heeft pijn. En dan de vraag: Hoe zal Jezus omgaan met die harde grens tussen Jood en heiden? Let op: Jezus wil zelfs met de Romeinse hoofdman meegaan om de slaaf te genezen.
-2-
Maar dat wil de hoofdman niet, sterker nog, hij vindt dat hij het niet waard is dat Jezus bij hem komt. Maar volgens hem hoeft Jezus ook niet mee te gaan want één woord van Jezus is voldoende om zijn knecht te genezen. Eén machtswoord. De Macht van Jezus’ woord.
De hoofdman die gewend is aan militaire macht van mensen die in het leger boven hem staan. Hij gelooft wat Jezus zegt. De hoofdman gelooft wat anderen nog niet zien: Dat er geen grenzen zijn aan Jezus’ macht. En Jezus verbaast zich over zo’n groot geloofsvertrouwen en dat nog wel van een Romeinse hoofdman. Andere mensen hadden Jezus misschien wel graag meegenomen naar hun huis om een wonder te zien. Maar deze hoofdman gelooft dat het kan door één machtswoord van Jezus. Wat een geloof! En dan zegt Jezus: ‘Bij niemand in Israël heb Ik zo’n groot geloof gevonden’.
Maar Jezus heeft nog meer te zeggen, Hij koppelt er ook een ernstige vermaning aan vast wanneer Hij zegt dat er juist velen van buiten Israël zullen komen die aan tafel zullen gaan in het Koninkrijk van de hemelen, maar dat juist kinderen van het Koninkrijk buitengeworpen zullen worden. Deze Romeinse hoofdman, voor Israëlieten een heiden, stond wel op afstand, maar hij heeft ontdekt wat veel Israëlieten nog niet zagen. Dat eersten de laatsten worden en laatsten de eersten.
We zien hier dat Jezus’ macht onbegrensd is en dan komen er mensen van ver, zeg maar van buiten de kerk, om te delen in de gaven die God geeft. Tegelijkertijd kun je als kind van God er als het ware met je neus bovenop staan en toch de macht van Jezus Christus niet zien. Het vraagt ook wel een groot geloof, om te vertrouwen dat Jezus werkelijk machtig is.
Jezus’ macht is grenzeloos, maar ook vandaag trekken mensen nog altijd hun eigen grenzen op welk gebied ook. Zou het kunnen, dat Jezus’ macht tóch over grenzen heen reikt? Deze hoofdman durft het te geloven. Hij kon wel een heleboel tegenwerpingen bedenken, over zijn eigen onwaardigheid, over zijn positie, zijn buitenstaan, zijn heiden-zijn. Maar hij ging en hij bad gelovig en Jezus hoorde hem. Ook wij staan nu nog voor grenzen. Ziekten waarvan je niet geneest. Mensen die we niet bereiken met het Evangelie. De grote vraag is waarom zo veel mensen in Nederland en in Europa geen belang meer lijken te hebben bij God. Is dat omdat wij zelf vinden dat wíj het zo goed doen? Die Romeinse hoofdman heeft het goed gezien: Jezus’ woord is machtig.
-3-
Jezus’ macht was het grootste toen hij dé grens overstak, de grens van de dood. Toen Hij met Pasen opstond uit de dood, toen heeft Hij de macht van de dood gebroken. Wie op zijn Woord vertrouwt, komt niet bedrogen uit. ‘k Heb geloofd en daarom zing ik, daarom zing ik van genâ. Van ontferming en verlossing door het kruis van Golgotha.
Aan het eind van het evangelie van Mattheüs komt Jezus op Zijn macht terug. Hij zegt in Mattheüs 28: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’. En dan belooft Jezus: ‘En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld’. Dat betekent dat deze belofte van Christus niet alleen maar geldt voor de discipelen toen, maar ook voor al Zijn volgelingen vandaag tot Zijn Wederkomst.
God de Vader heeft Hem de volmacht verleend over de hele wereld. Nu zien we dat meestal nog niet. Niet alleen mensen om ons heen zijn ziek, de wereld is ook ziek.
We kijken in de tijd vooruit naar de voleinding van deze wereld. En dat vooruitkijken doen we allemaal vanuit heel verschillende situaties. Jongeren doen dat anders dan ouderen en gezonde mensen weer heel anders dan wanneer we ziek zijn. Onze blik vooruit kan nogal verschillen. Maar op Jezus’ Woord komt het aan. Alleen Jezus’ machtswoord kan ons genezen. Laten we het geloven. Nee, laten we Hém geloven. Onze tijden zijn in Zijn hand. Zijn woorden zijn woorden van macht… én van genade. In dat slotvers van Mattheüs 28 zegt Jezus niet alleen: ‘Ik ben met u tot aan de voltooiing van deze wereld’, Hij voegt daartussen: ‘al de dagen’.
Elke dag afzonderlijk draagt Hij zorg voor Zijn volgelingen, elke dag weer! En dan staat er tenslotte nog heel mooi dat afsluitende woordje ‘amen’. “En zie, Ik ben met u al de dagen, tot het einde van de wereld. Amen. En ‘Amen’ betekent dat het vast en zeker zal zijn. Kunt u hier ook ‘amen’ op zeggen? Zo ja, weet dan: Christus is met u. Vandaag, morgen en overmorgen, tot aan het einde van de wereld; ja zelfs tot in eeuwigheid. Amen.
Bernard van Weeghel