Op weg naar Pasen
Lezen: Jesaja 58:6-14
Vanuit Bijbels gegeven mogen we zeggen dat vasten een Bijbels begrip is. Zowel in het Oude, als in het Nieuwe Testament komen we dit tegen. Het vasten is niet alleen een uitdrukking voor het laten staan van eten en drinken. Het vasten bestaat in het zich oprecht verootmoedigen voor God. Het is niet meer en minder dan een lichamelijke onderstreping van onze afhankelijkheid van God. Het is op zichzelf al een gebed; een schreeuw tot God om Zijn hulp en genade. Steeds als er belangrijke beslissingen werden genomen, was er een bidden en vasten om Gods wijsheid af te smeken.
Maar we mogen het vasten niet als een wettische plicht aan elkaar opleggen. Het is ook niet om jezelf een goede dienst te laten bewijzen tegenover God. Hierin legt de Bijbel ons dus geen wet op. Wanneer alleen uiterlijke vormen overblijven, verliezen die hun zin. Het is een persoonlijke houding van verootmoediging om God te laten zien dat je ernst maakt met datgene waar je voor bidt. Vasten kun je op verschillende manieren doen, niet alleen in het laten staan van eten of drinken. Je kunt ook vasten door; geen televisie kijken of geen computer te gebruiken voor een bepaalde tijd enz. God roept mensen op tot voorbede. In de Bijbel lezen we dat Hij teleurgesteld is als er geen voorbidder te vinden is. Hij wil ons betrekken in Zijn werk in de wereld. We mogen Hem herinneren aan Zijn trouw aan mensen en aan de beloften die Hij gegeven heeft. Dus mogen we ook verwachten dat Hij grote dingen doet als antwoord op ons gebed. En boven alles; Hij weet wat ons bezig houdt en wat er in onze harten is, voordat er een woord over onze lippen is. In Psalm 38:10 staat “Here, al mijn verlangen ligt voor U open, mijn zuchten is voor U niet verborgen.” Wij hebben een God die hoort. Wat een Grote God hebben wij. Hij kent van verre onze gedachten en weet van ons gaan en ons liggen. Hij, de Schepper van hemel en aarde, kent en doorgrond ons. (Ps. 139) Wat een troost en bemoediging mag dit voor ons zijn. Hem zij alle eer tot in eeuwigheid.
Jan den Besten